Blog 28.12.2023

Verwachtingen van de poortwachter: enige nuancering in de tuchtrechtspraak

In menig fraudezaak gaat bijzondere aandacht uit naar de rol van de betrokken accountant. De accountant wordt veelal aangemerkt als zogeheten poortwachter in de strijd tegen financieel-economische criminaliteit, een rol die hem zou toekomen op grond van onder meer de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) en de controlestandaarden.[1] Dit houdt in dat de accountant in diens rol als poortwachter verplichtingen heeft ten aanzien van het signaleren en melden van (mogelijke) niet naleving van wet- en regelgeving.

In binnen- en buitenland zijn er signalen waaruit valt af te leiden dat steeds hogere eisen worden gesteld aan de rol van de accountant bij de vaststelling van non-compliance bij hun klanten. In de Verenigde Staten zijn voorstellen gedaan om accountants te verplichten vrijwel alle gevallen van niet-naleving van wet- en regelgeving die onder hun aandacht komen te beoordelen en de mogelijke effecten daarvan op de jaarrekening te onderzoeken.[2]

In Nederland kan handhaving van de verplichtingen van de accountant, bijvoorbeeld op grond van de Wwft[3], plaatsvinden via het strafrecht, het bestuursrecht en het tuchtrecht. Daarbij valt op dat door de tuchtrechter de nodige grenzen worden gesteld aan de verantwoordelijkheid die de accountant krijgt toebedeeld bij het constatering van ongeregeldheden binnen de gecontroleerde ondernemingen.

In een recente uitspraak van de Accountantskamer stond de vraag centraal of de betrokken accountant (on)voldoende toezicht had gehouden op de bedrijfsvoering van de twee betrokken rechtspersonen.[4] Sprake was van de overname van een vennootschap (hierna: BV 1) door een andere vennootschap (hierna: BV 2). BV 2 zou echter in zeer korte tijd bijna €500.000 aan liquide middelen hebben onttrokken aan BV 1. De beklaagde accountant droeg de verantwoordelijkheid voor de jaarrekening 2019 van BV 1. Naar aanleiding van voornoemde onttrekking van liquide middelen ter waarde van bijna €500.000,- deed de boekhouder van BV 1 een melding bij de desbetreffende accountant, die liet weten niet op de kwestie in te kunnen gaan vanwege de door hem in acht te nemen vertrouwelijkheid.

Het jaar na de overname ging de overgenomen BV failliet. Bij de Accountantskamer wordt geklaagd dat de accountant 1) onvoldoende toezicht heeft gehouden op het handelen van de koper en 2) niet correct heeft gehandeld naar aanleiding van de melding van de boekhouder over de onttrekkingen.

De vraag rijst of de accountant als ‘poortwachter’ de taak heeft om preventief toezicht te houden. Het antwoord op deze vraag luidt volgens de Accountantskamer ontkennend. In de wet- en regelgeving is immers niet geregeld dat de accountant preventief toezicht behoort uit te oefenen op een onderneming. Daarnaast vloeit die toezichthoudende taak evenmin voort uit de opdracht die betrokkene had.

Voorts rijst de vraag of de accountant na de melding van de boekhouder over de onttrekkingen onjuist heeft gehandeld door geen FIU-melding te maken. Het was in dit geval volgens de Accountantskamer voldoende dat de accountant na de melding niet stil heeft gezeten. Op de accountant rust op grond van de beroepsregels de taak om – middels zijn professionele oordeelsvorming - inzicht te verkrijgen in de aard, omstandigheden en in de mogelijke gevolgen van de niet-naleving van wet- en regelgeving. De conclusie van de betrokkene was dat er geen sprake was van relevante niet-naleving van wet- en regelgeving. De Accountantskamer kan niet vaststellen dat die conclusie onjuist was of op ondeugdelijke wijze tot stand is gekomen. De klachten zijn derhalve ongegrond.

De Accountantskamer begrenst hier terecht de verantwoordelijkheid die de accountant draagt in het vaststellen van ongeregeldheden bij zijn klant. Eveneens kent de Accountantskamer, voorafgaand aan het (al dan niet) melden van een ongebruikelijke transactie, (terecht) gewicht toe aan het onderzoek op basis van de professionele oordeelsvorming van de accountant. Onzes inziens wordt het belang van deze oordeelsvorming, voorafgaand aan het doen van een melding, in het strafrecht wel eens miskend. [5]

Een complicerende factor is dat de accountant voortdurend bedacht dient te zijn op het risico gedrags- en beroepsregels (betreffende vertrouwelijkheid en geheimhouding) te schenden, terwijl hij een bron van informatie is voor de opsporingsinstanties over de al dan niet naleving van wet- en regelgeving door de desbetreffende onderneming. Dit brengt mee dat de accountant (als poortwachter en bijvoorbeeld als getuige in een strafrechtelijk onderzoek) in een lastige positie kan komen te verkeren en de vertrouwensrelatie met zijn klant onder druk komt te staan.

De hierboven besproken procedures zijn veelal complex en de inzet voor de betrokkenen is vaak hoog. Libertas Advocaten biedt gespecialiseerde bijstand en effectief tegenspel waar nodig. Wordt u geconfronteerd met een boetetraject, tucht- of strafrechtelijk onderzoek? Schroom dan niet om contact met ons op te nemen.

 

[1] Zie voor een overzicht van de toepasselijke wet- en regelgeving A. Dieleman, ‘Accountant als poortwachter’, Tijdschrift voor Compliance, 2019, 1.
[2] PCAOB Release No. 2023-003
[3] Onder andere artikel 16 Wet ter voorkoming van witwassen en financiering terrorisme.
[4] Accountantskamer Zwolle 25 september 2023, ECLI:NL:TACAKN:2023:51.
[5] Zie over de rol van deze professionele oordeelsvorming binnen de strafrechtelijke handhaving in dit kader ECLI:NL:RBAMS:2022:7570 met annotatie van mr. dr. M.T. van der Wulp en mr. T.S.E. van Nispen.

Gepubliceerd door
Esmé van Schaik en Talat van Nispen